In de PDC spelen we 501. Dat wil zeggen: iedere speler start op 501 punten en doet (ongetwijfeld) zijn/haar best om in zo weinig mogelijk beurten de 0 (nul) te bereiken. Een beurt bestaat uit drie worpen. Een pijl scoort louter punten als de punt ervan het (scoringsgedeelte van) het bord raakt. De buitenste ring van het bord zorgt voor dubbele scores, de binnenring voor drievoudige. Inderdaad: triple 20 = 60 punten.
De bullseye is 50 punten (en geldig als dubbel), de single bull (de groene rand om de roos) is goed voor een score van 25.
Naar de nul dus. Dat moet via een pijl in de buitenste ring... via een dubbel dus. Wie nog 40 punten overheeft kan uitgooien via dubbel 20. Belandt de pijl daarbij in de 20, dan resteert (bijvoorbeeld) een pijl in de dubbel 10. Gooi je op 40 in de 5, dan moet je aan de slag. Immers: er resteert 35, oneven dus. Dan kun je bijvoorbeeld een 3 gooien en dan finishen op dubbel 16.
Een spelletje winnen betekent een leg winnen. In een best-of-drie heb je twee gewonnen legs nodig om te zegevieren. Een winstpartij is goed voor TWEE punten.
Na de poulefase gaan we door met de K.O.-fase. De nummers 1 en 2 van de poules plaatsen zich hiervoor. Bij gelijke stand in de poule telt eerst het legsaldo, dan het onderlinge resultaat en dan de eventuele bonuspunten (die gelden louter bij gelijk eindigen, niet meer in het klassement). Is het dan nog gelijk? Dan spelen de bewuste spelers één leg van 301 om te bepalen wie er door is.
De vier minst presterende spelers moeten aan de bak voor de strijd om de laatste plaats. Dit gebeurt via kruisfinales en dan (voor de verliezers) het 'duel der schaamte'.
Bonussen:
Score boven 139: 1 punt
Check (finish) boven 98: 1 punt
501 in minder dan 22 darts: 1 punt
Negendarter: 1 ziljard punten
Van elke partij dient een scoreformulier te worden overhandigd aan de spelleiding (Van Zuiden dan wel Van den Berg) met daarop de datum, de uitslag en eventuele uitschieters op het gebied van score/check (cq finish cq uitworp) en aantal darts.